Leeftijdsbepaling | De leeftijd van een paard kan worden vastgesteld aan de hand
van de zes snijtanden. Als alle vaste snijtanden volledig doorgekomen zijn,
heeft het paard een 'volwassen gebit'. |
Lendenen | Deel van het paard, wat vlak achter het zadel zit, aan beide
kanten. |
Lendevuur | Een spierziekte die vroeger veel voorkwam bij zware
werkpaarden, en tegenwoordig bij sportpaarden. Deze ziekte staat ook bekend als
maandagziekte. |
Liksteen | Een blokje zout voor het paard, dat wordt vastgemaakt in een
houder. Het moet zowel in de stal als in de weide altijd beschikbaar
zijn. |
Longe | Een geweven smalle band van zo'n 12 tot 15 meter lang, die aan
het hoofdstel, het halster, of het kaptoom wordt vastgemaakt. |
Longeren | Het trainen van een jong paard door het de longe een
cirkelvormige baan te laten lopen. |
Longwormen | Een parasiet die bij paarden ademhalingsproblemen veroorzaakt,
tenzij dit wordt voorkomen. |
Luchtzuigen | Een stalondeugd die meestal in combinatie met kribbebijten
voorkomt. Ook dit gedrag wordt veroorzaakt door verveling. Het paard bijt zich
eerst vast aan de rand van zijn voerbak, buigt vervolgens zijn nek en zuigt
grote hoeveelheden lucht naar binnen. |
Lymphangitis | Ontsteking van de lymphevaten. |