Aalstreep | Donkere haarstreep die van de maantop via de manenkam en over
de rug tot aan de staart loopt. |
Aan de hand | Manier om het paard te leiden, waarbij de geleider het paard
aan de linkerkant het paard aan het hoofdstel, halster, ketting of halstertouw
houdt. |
Aanleuning | Een ontspannen paard dat constant aan de teugel loopt en de
achterhand correct gebruikt. |
Aan de teugel | Het paard heeft een ontspannen nekgewricht, de
hals opwaarts gebogen ,en gaat met een licht gespannen teugel aan het bit. Om
een paard aan de teugel te rijden moet je kuit geven en weer terug komen in de
mond. |
Aan het bit | Zie ook: aan de teugel |
Aanrijden | a) Het paard vanuit stand, stap of een andere gang in een
snellere gang laten overgaan b) Een jong paard beleren, ook wel inrijden
genoemd. c) Op de hindernis komen afrijden. |
Achterboom | Achtergedeelte van het zadel. Zie ook: informatie
>> harnachement >> zadel |
Achterhand | Het achterste gedeelte van het paard, ongeveer vanaf de
lendenen. Het ligt een stukje achter het zadel. |
Achterwaarts | Het paard loopt achteruit. |
Actie | De manier waarop het paard zich beweegt. Een goede rechte actie
betekent dat de achterbenen de voorbenen de volgen zonder zijwaartse afwijkingen
als 'maaien' en 'strijken'. |
Aftands | Term die wordt gebruikt voor een paard van zeven jaar of ouder
(te zien aan de tanden). Zie ook: gebit |
Aftekening | Witte vlekken aan het hoofd of aan de benen van het paard, die
hij zijn hele leven houdt. Een bles. kol, witvoeten en sokken zijn hier een
voorbeeld van. |
Albino | Paard met aangeboren pigmentgebrek, de haren en huid zijn
altijd wit en de ogen rood. Albino's zijn lichtschuw en zien het beste in
schemerlicht. |
Appelschimmel | Schimmel (meestal een beetje grijs) met ronde grijze plekken
die in de loop der jaren vervagen. |
Appuyeren | Dressuuroefening; het paard gaat voorwaarts -
zijwaarts. |
Africhtingsingel | Een band met riemen en gespen, die om de buik van het paard
gebonden wordt om het dekje op zijn plaats te houden. |